WAAROM SABBAT

Zondag of sabbat?

Inleiding
Het onderwerp zondag of sabbat is erg actueel. Er wordt veel over gediscussieerd, meestal vanuit het standpunt van de traditie en het rechtvaardigen van de zondag. Het antwoord is eigenlijk niet zo moeilijk, maar het is wel nodig dat je je hier voor openstelt. Wat mensen beweren kan heel waardevol zijn, maar als het de toetsing aan Gods Woord niet kan doorstaan, kunnen we deze beweringen beter naast ons neerleggen. Om op een gestructureerde manier te werk te gaan kijken we eerst naar de oorsprong van zowel de sabbat als de zondag en vervolgens naar deze dagen in het Nieuwe Testament. Laten we verder bezien hoe Jesjoea (Jezus) hierover spreekt en wat Paulus er vervolgens over sprak. Hierbij moet vermeld worden dat de sabbat en de wet (Torah) zo nauw met elkaar verbonden zijn dat we ook aandacht aan de Torahmoeten besteden.

Oorsprong van de sabbat?
De sabbat is al ingesteld bij de schepping! Genesis 2:2-3 Toen Elohiem op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. 3 En Elohim zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat Elohim scheppende tot stand had gebracht.”
Hier lezen we dat JHWH de zevende dag zegende en apart heeft gezet (heilig heeft verklaard). JHWH zelf heeft bepaald dat de zevende dag bijzonder zou zijn, anders dan de voorgaande zes.
De eerste keer dat het woord ‘sabbat’ in de bijbel voorkomt, is in Exodus 16:23.
De Israëlieten kregen tijdens de woestijnreis manna uit de hemel, dat ze elke ochtend konden verzamelen en dat maar één dag houdbaar was. Maar op de zesde dag moest het volk twee keer de benodigde hoeveelheid verzamelen, omdat de zevende dag een rustdag was en er geen manna zou zijn om te verzamelen. “23 Toen zeide hij tot hen: Dit is wat JHWH gezegd heeft: een rustdag, een heilige sabbat is het morgen voor JHWH; bakt wat gij bakken wilt en kookt wat gij koken wilt; laat al wat overblijft liggen om het tot de volgende morgen te bewaren.”
Vervolgens wordt in de tien geboden gewezen naar de sabbat in het vierde gebod: Exodus 20: 8-11: 8 Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; 9 zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; 10 maar de zevende dag is de sabbat van JHWH, uw Elohim; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. 11 Want in zes dagen heeft JHWH de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende JHWH de sabbatdag en heiligde die.”
De zevende dag was een gezegende dag, door JHWH apart gezet, waarop God rustte van Zijn scheppingswerk. Ook moet hier gezegd worden dat Mozes reeds bekend was met de wetten van God vóór hij de tien geboden had ontvangen als we in Exodus 18 vanaf vers 15 lezen over het bezoek van Mozes’ schoonvader Jetro. Hier staat dat Mozes het volk bekend maakt hoe de wetten en voorschriften van God luiden. Verder lezen we in veel andere Bijbelboeken dat er gewezen wordt op de sabbat, maar als ik deze allemaal stuk voor stuk zou behandelen zou dit een heel groot verslag worden. Nog een opmerking: hoelang zal Adam met de Eeuwige in de Hof van Eden gewandeld hebben voor de zondeval, en waar spraken ze dan over..?

Oorsprong van de zondag
Er bestaat veel misverstand over de tijd wanneer christenen zijn begonnen met het vieren van de zondag. Het is duidelijk dat er in de tijd van de eerste gemeentes en de Apostelen zeker nog geen sprake van was, ook al wordt er enkele malen gesproken over de eerste dag; maar hier staat niets van een rustdag (hier meer over in “Zondag in het Nieuwe Testament?”). Het vieren van de zondag is pas in de vierde eeuw door keizer Constantijn definitief ingevoerd. Het heeft hel lang geduurt voordat dit mogelijk was omdat de sabbat al eeuwen lang de standaard was, bekend bij vriend en vijand. De eerste aanduiding voor het vieren van de eerste dag wordt gegeven door Barnabas rond 130 na Christus. Hij zette zich fel af tegen ‘Joodse praktijken’, waaronder het vieren van de sabbat, omdat deze volgens hem zijn functie had verloren. De christenen vierden volgens hem de ‘achtste dag’, waarop onder andere de opstanding werd herdacht. De beweging van sabbat naar zondag is dus veelal ingegeven door puur anti-semitisme. Ook vrome dwaalleer werkte er aan mee: Justinus de Martelaar schreef omstreeks dezelfde tijd dat christenen op de eerste dag bij elkaar kwamen omdat God op die dag het geordende heelal geschapen had en ook vanwege de opstanding. Hij noemt deze dag afwisselend ‘achtste dag’, ‘eerste dag’ of ‘zondag’. Waarom vonden christenen aan het begin van de tweede eeuw allerlei zaken, zoals het vieren van de sabbat, plotseling ‘Joods’ en werd er zo negatief over gesproken? Om deze vraag te beantwoorden is het nodig meer te weten over de tijd waarin deze ideeën zijn ontstaan.

Joodse opstanden
Tussen 66 en 135 na Christus waren er grote Joodse opstanden tegen het Romeinse gezag. In 70 na Chr. werd Jeruzalem door de Romeinen verwoest, maar ook elders vielen er veel Joodse slachtoffers. Tussen de één en twee miljoen Joden vonden de dood. Jood zijn was in de tijd van de Joodse opstanden alles behalve goed, maar ook als je met de Joden werd geassocieerd kon je flink in de problemen raken. Christenen die in deze tijd het christendom aantrekkelijk voor wilden stellen aan de Romeinse overheid, deden er daarom alles aan om het onderscheid tussen Joden en christenen aan te tonen. Mede omdat de Joden Jezus hebben veroordeeld en schuldig waren aan Zijn dood.

Marcion
De ‘christelijke’ denker Marcion (begin 2e eeuw na Chr.) fungeerde als sleutelfiguur in de ontwikkeling van ideeën die tegen het jodendom en de Torah in gingen. Hij werd uiteindelijk als ketter uit de orthodoxe kerk gezet, maar zijn gedachtegoed raakte wijdverbreid. Hij zag een scherpe tegenstelling tussen de tijd van het Oude Testament en die van het Nieuwe Testament. Hij stelde dat de wet sinds de komst van Christus overbodig was geworden. Deze dwaalleer is helaas nog zeer actueel in het christelijk denken.

Zonnecultus
In de loop van de tweede eeuw ging de zondag, als dag gewijd aan de zon, steeds vaker de plaats innemen van de dag die gewijd was aan Saturnus (zaterdag). Ook bij christenen ging de zondag een steeds grotere rol spelen dan de zaterdag. Tijdens het bestrijden van de zonnecultus namen de christenen veel elementen van deze heidense godsdienst over in de eigen leer. Jesjoea’s dood en opstanding konden mooi vergeleken worden met het ondergaan en weer opkomen van de zon. De geboortedag van Sol Invictus (de onoverwinnelijke zon) op 25 december werd vanaf de vierde eeuw ook de dag waarop christenen de geboorte van Jesjoea gingen vieren, waarschijnlijk in een poging om te voorkomen dat gemeenteleden mee gingen doen met de festiviteiten rond Sol Invictus. Toen christenen zich afzetten tegen de sabbat, vormde de zondag om deze redenen een geschikt alternatief. Zo beantwoordde de overgang van sabbat naar zondag precies aan het doel dat christenen in de tweede eeuw hadden: zich afscheiden van alles wat joods was en zich drempelverlagend opstellen tegenover de heidenen, zodat zij sneller geneigd zouden zijn om het christendom te aanvaarden.

Eerst werd de zondag nog niet als sabbat, een rustdag, gezien. Pas in 321 na Christus besloot keizer Constantijn de Grote om van de zondag een officiële vrije dag te maken op het concilie van Nicea. Kerkleiders legden vervolgens de vrijheid van hun gemeenteleden aan banden, omdat ze bang waren dat er teveel niet-christelijk vermaak gezocht zou worden. Rust en toewijding aan God werden een religieuze verplichting en zo werd de zondag steeds vaker gezien als de christelijke sabbat en de zondagsrust als het onderhouden van het vierde gebod.

Zondag
In het Nieuwe Testament In het Nieuwe Testament wordt driemaal gesproken over de eerste dag van de week, en wel in Johannes 20:19, Handelingen 20 vanaf vers 7 en in 1 Korintiërs 16:1-3. Laten we deze gedeelten eens gaan bekijken.

Johannes 20:19 “Toen het dan avond was, op die eerste dag der week, en toen de deuren gesloten waren, waar de discipelen vergaderd waren uit vrees voor de Joden, kwam Jesjoea (Jahoesjoea of Jezus) en stond in het midden, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden!”.
Sommige mensen zien dit als de eerste zondagse samenkomst, maar hiervan is geen sprake als we de context bekijken en goed kijken naar wat hier staat. Jesjoea is gestorven en de discipelen zijn bang dat ook zij opgepakt zullen worden door de Farizeeën en Schriftgeleerden, mede omdat er al enkele mensen zijn die beweren dat het graf leeg is en dat Jesjoea is opgestaan. Deze geruchten zullen bij de Farizeeën en Schriftgeleerden niet in goede aarde zijn gevallen waardoor het begrijpelijk is dat de discipelen (die zelf Jesjoea ook nog niet hebben gezien) bang zijn voor de verwijten dat zij het lichaam hebben weggenomen en de geruchten hebben verspreid over een opstanding. Hier staat dan ook dat ze uit vrees voor de Joden zich zelf hadden opgesloten.

Handelingen 20:7-12 “En toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen en, daar hij van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij zijn rede voort tot middernacht. En er waren verscheidene lampen in de bovenzaal, waar wij vergaderd waren. En een zekere jonge man, genaamd Eutychus, zat in de vensterbank, en door een diepe slaap bevangen, viel hij, toen Paulus zo lang sprak, door de slaap overmand, van de derde verdieping naar beneden en werd dood opgenomen.  Doch Paulus kwam naar beneden, wierp zich op hem, en sloeg de armen om hem heen, en zeide: Maakt geen misbaar, want er is leven in hem. En bovengekomen, brak hij brood en at, en hij sprak nog lang met hen, tot de morgenstond, en zo vertrok hij. En zij brachten de jongen levend weg, en werden buitengewoon bemoedigd.”. In dit gedeelte moet erg goed worden gekeken naar wat er hier wordt bedoeld. Als je dit gedeelte namelijk vluchtig leest dan lijkt het hier inderdaad te gaan om een samenkomst op de zondag, maar als je kijkt naar de dagindeling die de Joden gebruiken (van zonsondergang tot zonsondergang), moet dit op de zaterdagavond zijn geweest omdat de rede tot in de nacht doorging.
Dit wordt bevestigd als we niet naar onze eigen vertalingen kijken, maar naar de grondteksten in het Aramees (de taal waarin dit boek waarschijnlijk zijn oorsprong vindt) en het Grieks. In het Aramees lezen we de woorden “motza’ei shabbat” hetgeen letterlijk vertaald wordt naar “de avond volgend op de sabbat” en ook in de Griekse grondtekst lezen we de woorden “mee’ah sab’bat-on” wat vertaald wordt met “dag volgend op de sabbat”. Tevens lees ik hier in de eerder genoemde Aramese en Griekse tekst dat ze bijeen waren en niet dat ze bijeen kwamen. Om dit duidelijker te maken wil ik een klein uitstapje doen naar de joodse gebruiken waarbij het niet vreemd was dat de sabbat (en de onderwijzing op de sabbat) werd verlengd. Dat moet hier ook aan de orde zijn geweest, aangezien Paulus van plan was om de volgende dag te vertrekken. Nadat ze de sabbat gehouden hadden hielden ze een maaltijd (hier staat een maaltijd wat niet het avondmaal hoeft te zijn) waarna men doorging met het onderwijs. Want zoals we ook lezen in Handelingen 13 is Paulus gewoon om op de sabbat samen te komen.

1 Korintiërs 16:1-4 “Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook gij, evenals ik het in de gemeenten van Galatië geregeld heb:  elke eerste dag der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden. Wanneer ik dan aangekomen ben, zal ik hen, die gij daarvoor geschikt acht, met brieven zenden om uw liefdegave te Jeruzalem af te dragen. Mocht het echter van belang zijn, dat ik ook de reis maak, dan zullen zij met mij reizen”. Hier worden enkele zaken samen gevoegd om te komen tot een bijeenkomst op de eerste dag van de week, maar ook hier staat in het Aramees weer “motza’ei shabbat” wat avond volgend op de sabbat betekent. Hier staat niets over een samenkomst, hier word alleen gesproken over de inzameling voor de heiligen te Jeruzalem. Laten we eens enkele Nederlandse vertalingen naast elkaar leggen om deze te vergelijken:

SV 1977 “2 Op elke eerste dag der week, legge ieder van u iets bij zichzelf weg, vergaderende een schat, naardat hij welvaren verkregen heeft; opdat de inzamelingen alsdan niet eerst geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn.”

NBG 1951 “2 elke eerste dag der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden.”

NBV “2 laat ieder van u elke eerste dag van de week naar vermogen iets opzij leggen. Dan hoeft er bij mijn komst geen geld meer te worden ingezameld.”

Hierin is wat mij betreft de NBV een minder duidelijke vertaling, maar ik heb hem er toch bijgezet. We lezen hier dat er naar vermogen iets opzij gelegd moet worden. Wáár moet dat dan opzij worden gelegd? Volgens de SVV bij zichzelf, volgens de NBG thuis en in de NBV wordt dit niet vermeld. De dag dat hier wat opzij gelegd wordt is aan het begin (lees: “motza’ei shabbat”) van de week, meteen na de sabbat om het veilig te stellen en het niet gebruikt wordt waardoor er aan het einde van de week niets meer over is voor de christenen in Jeruzalem. Waarom moet het dan thuis opzij worden gelegd? Opdat het niet overal en nergens vandaan moet worden geschraapt, maar ieder het zo aan Paulus of zijn helpers kan geven en er geen moeizame geld-inzamelingsacties georganiseerd hoeven te worden.
Met het bekijken van deze drie tekstgedeelten is niet te concluderen dat de eerste christenen een wekelijkse samenkomst hielden op zondag. Het kwam waarschijnlijk wel eens voor dat ze op de eerste dag bij elkaar waren, maar ook op de tweede dag, de derde dag enzovoort. Bovendien zou een overgang naar de zondag allerminst gladjes verlopen zijn. De eerste gelovigen waren van oorsprong allemaal Jood en waren gehecht aan de geldende religieuze inzettingen zoals het vieren van de sabbat. Als zij desondanks een van de tien geboden hadden willen afschaffen of veranderen, was daar vast en zeker heftig tegen geprotesteerd door de gelovigen uit de Joden. Omdat er in het Nieuwe Testament niets is terug te vinden van een dergelijk protest, kunnen we aannemen dat de eerste gelovigen gewoon de sabbat bleven vieren. Bovendien zou je toch verwachten, dat als JHWH had gewild dat de sabbat werd vervangen door de zondag, Hij daar wel duidelijker over geweest zou zijn en het niet had laten afhangen van een paar luttele teksten die ook nog verschillend kunnen worden uitgelegd. Zeker omdat uit het Oude Testament duidelijk blijkt dat de sabbat voor Hem bijzonder belangrijk was.

Heeft Jesjoea de wet afgeschaft?
Veel christenen denken dat de wet, waaronder ook het sabbatsgebod, met het volbrachte werk van “Jezus” aan het kruis zijn afgeschaft. Daar is echter in het Nieuwe Testament geen aanwijzing voor te vinden, al zijn er wel teksten die dit lijken te suggereren. Integendeel zelfs; laten we eens kijken naar wat Jesjoea zei in de Bergrede, Matteüs 5:17-19: “ Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen.” Vaak wordt dit gedeelte nogal gemakkelijk uitgelegd met “Jezus heeft de wet voor ons vervuld en daarom hoeven wij dit niet meer te doen”. Maar is dat ook daadwerkelijk wat er staat, gelet op de context van de tekst, lijkt dit de verzen die volgen in Matteüs 5:21-48 volledig tegen te spreken. Om deze tekst goed te kunnen interpreteren moeten we naar de Griekse grondtekst kijken, om te zien waar in onze vertaling het woord vervullen is gebruikt. Het Griekse woord ‘Pleroo’ betekent ‘volledig maken’, ‘vervolledigen’ of ‘invulling geven aan’. Met deze betekenis is ook de context van vers 17 en de diepere invulling die Jesjoea geeft in de verzen 21-48 weer een eenheid, waarin Hij aan Zijn leerlingen benadrukte dat Zijn doel en Zijn opdracht is om de wet volledig in te vullen; om de wet een diepere betekenis te geven, niet om ze teniet te doen of ze weg te nemen. In plaats van de geboden af te schaffen, scherpt Jesjoea ze zelfs nog aan als we verder lezen in de Bergrede Matteüs 5:21-48. Het gaat niet alleen om het navolgen van de door God gegeven regels, maar om de houding waarmee je dat doet. Als voorbeeld wil ik een van de door Jesjoea aangehaalde geboden laten zien, in Matteüs 5:27-28 staat: “ Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken.  Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.”
Als je in dit geval puur de regel naleeft en niet daadwerkelijk met een andere vrouw het bed deelt, maar vervolgens wel allerlei seksuele fantasieën hebt over andere vrouwen, ben je toch verkeerd bezig, zegt Jezus. Zo moeten de geboden niet slechts op een wettische manier gehouden worden, maar vanuit een houding van liefde tot God. Heeft Jesjoea dus de wet afgeschaft? Volstrekt niet!

Heeft Jesjoea de sabbat afgeschaft?
In het Nieuwe Testament wordt een aantal keren verteld hoe Jesjoea genas op de sabbat en dat de Farizeeën daar moeite mee hadden. Hieruit kun je de conclusie trekken dat Jesjoea de sabbat opeens niet meer belangrijk vond, maar is dat werkelijk zo? Jesjoea was een Jood en Hij vierde de sabbat zelf. Dit lezen we onder andere in Lucas. 4:16 waar staat: “En hij kwam te Nazareth, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.” Maar het is wel duidelijk dat Hij er andere ideeën op nahoudt dan de Farizeeën over de invulling van de zevende dag. In de tijd van Jesjoea waren er door de rabbijnen honderden nauwkeurige regels opgesteld over de invulling van de sabbat. Het naleven van die regels en rituelen was een last geworden en de oorspronkelijke bedoeling van de sabbat was vergeten. De sabbatsviering was van een liefdedienst verworden tot een wettisch ritueel. De onderliggende houding was er niet een van liefde tot God en de medemens, maar van pietluttigheid en muggenzifterij. Jesjoea wilde de sabbat herstellen zoals deze oorspronkelijk door God was bedoeld. Nog wat anders: als Jesjoea het sabbatsgebod wel overtreden had, dan had hij niet onschuldig voor onze zonden kunnen sterven!

Genezingen op de sabbat
Laten we eens naar een voorbeeld kijken van een genezing door Jesjoea op de sabbat die in Lucas 13:10-17 staat beschreven. “Hij was bezig te leren in een der synagogen op sabbat. En zie, er was een vrouw, die reeds achttien jaren een geest van zwakheid had en verkromd was en zich in het geheel niet kon oprichten. Toen Jesjoea haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid; en Hij legde haar de handen op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte God. Maar de overste der synagoge, het kwalijk nemende, dat Jesjoea op de sabbat genas, antwoordde en zeide tot de schare: Zes dagen zijn er, waarop gewerkt moet worden, komt dan om u te laten genezen en niet op de sabbatdag. Maar Jesjoea antwoordde hem en zeide: Huichelaars, maakt ieder van u niet op de sabbat zijn os of zijn ezel van de kribbe los en leidt hem weg om hem te laten drinken? Moest deze vrouw, die een dochter van Abraham is, welke de satan, zie, achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag? En toen Hij dit zeide, schaamden zich al zijn tegenstanders, en de gehele schare verheugde zich over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden.”
Ook in deze tekst gaat het over de invulling van de sabbat. De overste van de synagoge is er blijkbaar van overtuigd dat genezen op de sabbat niet mag, omdat hij het beschouwt als werken. Maar Jesjoea legt de nadruk op de oorspronkelijke bedoeling van de sabbat. Het was een dag van rust en een dag waarop de bevrijding van het volk uit Egypte herdacht werd. In Johannes 9 lezen we hoe Jesjoea ook een blindgeborene geneest op de sabbat. De Farizeeën berispen Hem omdat hij op de sabbat slijk heeft gemaakt om op de blinde ogen van de man te smeren. Dat was werken, vonden ze. En in Johannes 5:5-17 lezen we hoe Jesjoea een zieke geneest en hem opdraagt zijn matras op te nemen en te lopen. De Joden spreken de man aan omdat hij zijn matras draagt op de sabbat, want dat is werken, volgens hun regels. Telkens weer wordt duidelijk dat het de Farizeeën meer te doen is om de wettische naleving van regeltjes, dan om een invulling van de sabbat vanuit een liefdevolle houding tegenover God en de medemens. Tegen die houding komt Jesjoea (Jezus) in opstand.

Heeft Paulus de wet afgeschaft?
Teksten uit de brieven van Paulus worden vaak aangehaald als bewijs dat de wet na de komst van Jezus niet meer geldig is. Wat Paulus leerde, lijkt soms in eerste instantie tegenstrijdig. Aan de ene kant schrijft Paulus uitermate positief over de wet, bijvoorbeeld in 1 Korintiërs 7:19. “Want besneden zijn betekent niets, en onbesneden zijn betekent niets, maar wel het houden van Gods geboden” en in Romeinen 3:31 “Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet”.
Aan de andere kant lijken sommigen van zijn uitspraken te suggereren dat de wet niet meer van kracht is, bijvoorbeeld Galaten 2:15-16. “Wij, geboren Joden, en geen zondaars uit de heidenen, wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet, maar door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het geloof in Christus en niet uit werken der wet. Want uit werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden.”
En Galaten 2:21 “ Ik ontneem aan de genade Gods haar kracht niet; want indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven.”
Als je goed leest, zie je echter dat Paulus doelt op rechtvaardiging door de wet. Door het houden van de geboden kun je niet gerechtvaardigd worden. Behouden word je alleen op grond van het geloof in Jesjoea. Paulus zegt niet dat we ons niet meer aan de wet hoeven te houden nu Jesjoea voor ons gestorven is, maar dat het houden van de wet niet noodzakelijk is voor je behoud. Daarvoor is Jesjoea aan het kruis gegaan, opdat wij gered zouden worden. Paulus heeft dus alleen kritiek op groepen Joden die de wet zien als weg tot zelfverlossing, die door het doen van ‘goede werken’ proberen zelf hun behoud zeker te stellen. De wet zelf is niet slecht, maar de manier waarop deze groepen ermee omgaan wel.
Romeinen 7:12 “Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed”. Jesjoea is de enige weg tot verlossing en behoud. Zo ligt onze verlossing volledig in het volbrachte werk van Jesjoea, maar zijn wij vervolgens geroepen om Zijn navolgers te worden, heilig te leven waardig aan onze redding. En wat is dan het referentiepunt? De eeuwige Torah, inclusief de sabbat, notabene expliciet opgenomen in de 10 Woorden!

Heeft Paulus de sabbat afgeschaft?
Drie Nieuwtestamentische teksten worden vaak aangehaald als bewijs dat Paulus het vieren van de sabbat onbelangrijk vond.
Romeinen 14:5-6 “Deze [immers] stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd. Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God.”
Uit deze tekst zou je kunnen opmaken dat Paulus zegt dat het niet belangrijk is welke dag men kiest voor rust en eredienst, zolang je er maar van overtuigd bent dat je het doet om God te eren. Betekent dit dat de sabbat niet verschilt van enige andere dag of dat we vrij zijn te kiezen op welke dag wij God willen aanbidden? Om tot die conclusie te komen moet je een eigen interpretatie aan het vers geven, omdat de sabbat nergens genoemd wordt.
In feite is het woord sabbat, of enige verwijzing naar het houden van de sabbat, nergens in deze brief aan de Romeinen te vinden. Er wordt hier eenvoudig verwezen naar “dagen”, niet naar de sabbat of een van de andere door God geboden dagen voor rust of een eredienst. Zo is ook hier weer de context van de hele brief van belang. We moeten in gedachten houden dat Paulus eerder in deze brief het volgende schrijft in Romeinen 7:12 “Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed”en Romeinen 7:22 “Naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods”.
Als hij hier zou zeggen dat het houden van de sabbat onbelangrijk is, zou dit elkaar volkomen tegenspreken terwijl het een en dezelfde brief is. Het lijkt in deze context waarschijnlijker dat met de ‘dagen’ die genoemd worden, eerder vastendagen bedoeld worden. Verschillende Joodse groepen hadden meerdere vastendagen per week vastgesteld om zich aan God toe te wijden. Dit waren echter geen bijbelse, maar menselijke instellingen en hoewel deze instellingen op zichzelf niet verkeerd waren, konden ze niet als verplichting aan elkaar worden opgelegd.

Kolossenzen 2:16-17 “Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat,  dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is”.
Meestal wordt ervan uitgegaan dat Paulus’ tegenstanders de oudtestamentische feestdagen, nieuwe maansdagen en sabbatten in ere hielden en dat Paulus daar kritiek op had. Feestdagen, nieuwe maansdagen en sabbatten worden dingen genoemd, ‘die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is’.
Dit gedeelte is helaas onnauwkeurig vertaald. Letterlijk staat er in het Grieks: ‘dingen, die een schaduw zijn van wat komen moet, terwijl het lichaam van Christus is’. Het feit dat er in de vertaling voor een verleden tijd is gekozen, en dat het woord ‘slechts’ is toegevoegd, komt waarschijnlijk door een theologisch vooroordeel dat aan de vertaling ten grondslag ligt, waarbij de oudtestamentische wet met de komst van Christus zou zijn afgeschaft. Wanneer de sabbat en de feesten echter nog steeds een schaduw zijn van de toekomstige rust in Gods Koninkrijk, kan Paulus onmogelijk bedoelen dat deze dagen zijn afgeschaft. En inderdaad! 6 dagen werken en 1 dag rust staan profetisch voor 6000 jaar wereld geschiedenis en dan 1000 jaar rust en vrede als satan gebonden wordt. Wanneer u de sabbat eerbiedigt, proclameert u zo de komst van het Koninkrijk! Paulus had geen kritiek op het houden van deze dagen maar wel op de invulling daarvan, zoals die door sektarische groepen werd opgelegd. Dit kunnen we zien wanneer we de context van deze verzen bekijken. Uit de context kunnen we opmaken dat de mensen verleid werden door dwaalleraren, als we vers 8 van dit hoofdstuk lezen: “Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus”. Er werden verplichtingen opgelegd die door engelen geopenbaard zouden zijn zoals we kunnen lezen in vers 18 “Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijke denken” Ook predikten deze dwaalleraren zelfkastijding (vers 23) en dat bepaalde voedingsmiddelen niet mochten worden gegeten (vers 21). Paulus veroordeelt deze sektarische bepalingen in de verzen 22 en 23 “dat alles zijn dingen, die door het gebruik teloorgaan, zoals het gaat met voorschriften en leringen van mensen. Dit toch is, al staat het in een roep van wijsheid met zijn eigendunkelijke godsdienst, zijn nederigheid en zijn kastijding van het lichaam, zonder enige waarde (en dient slechts) tot bevrediging van het vlees.”
Hier roept Paulus de gemeente te Kolosse op zich tegen deze dwaalleraars te verzetten.

Galaten 4:6-11 “En, dat gij zonen zijt – God heeft de Geest Zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God. Maar in de tijd, dat gij God niet kendet, hebt gij goden gediend, die het in wezen niet zijn. Nu gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog, door God gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt maken? Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar. Ik vrees, dat ik mij wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb.”
Deze brief van de apostel Paulus is geadresseerd aan de Galaten. De gemeenten in Galatië bestonden voornamelijk uit christenen die niet van Joodse afkomst waren. Na het vertrek van Paulus hebben gelovigen van Joodse afkomst hen een wettisch leven willen opleggen. Zo zou het nodig zijn om je te laten besnijden om het heil te verdienen. De Galaten die blijkbaar nogal waren geschrokken van die consequentie van hun bekering tot het christendom, begonnen weer terug te vallen in de heidense gewoonten zoals we kunnen lezen in vers 9. Het wettische leven en de besnijdenis was voor hen een onoverkomelijk bezwaar. Paulus verzet zich hierbij fel tegen deze nieuwe prediking, en benadrukt dat wie geen Jood was toen hij christen werd dit ook niet hoeft te worden. Dit maakt hij dan ook duidelijk door de hele brief heen. Let wel dat het hier niet alleen gaat over het volgen van de wet (Torah) maar dat er door de Joden een veelvoud van wetten bij was geschreven wat leidde tot een wettische manier van leven. (dit gaf ik al eerder aan in hoofdstuk “Heeft Jezus de sabbat afgeschaft?”) Het zou voor de Galaten niet eens mogelijk zijn om terug te vallen in de oude gewoonten van de joodse tradities, omdat zij van heidense afkomst waren. Hierdoor kunnen deze “dagen, maanden, vaste tijden en jaren” waarnaar zij terugkeerden moeilijk verklaard worden als de sabbat en andere Bijbelse feesten, omdat ze niet konden terugkeren naar iets dat zij vroeger niet hadden gevierd. Ook hieruit kunnen we opmaken dat ze terugvielen in hun heidense gewoonten.

Conclusie
Al vanaf de schepping heeft JHWH de zevende dag apart gezet en heeft Hij zijn wetten van liefde gegeven aan de mensen om in vrede met JHWH en met mensen te kunnen leven en dit blijft zoals Jesjoea zegt van kracht zolang de hemel en de aarde zullen bestaan. Mattheüs 5:18 “Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied”.
Dat is dan ook de reden dat wij geloven dat JHWH van ons verlangt dat wij ons houden aan Zijn wet (Torah) en dus ook aan Zijn sabbat. Maar dit moeten we niet doen vanuit een gevoel van verplichting, maar uit het feit dat we JHWH uit liefde willen dienen en Zijn wetten en voorschriften willen volgen om Hem, onze Schepper, de Almachtige en Eeuwige God, te eren.
(Deels bewerkte studie van Kor K)